Wie leiding geeft aan mensen of nauw betrokken is bij organisatieprocessen, krijgt direct te maken met de menselijke factor hier in. Henry Ford heeft ooit eens gezegd: ‘Ik vraag twee handen en krijg er een heel mens bij’.

Bij leidinggeven krijg je te maken met alle menselijke aspecten zoals leuk, narrig, aardig, ongestructureerd, zeurderig, vrolijk etc. Mensen zijn geen gedresseerde aapjes of geprogrammeerde robots maar rationele, irrationele en eigenzinnige mensen vol dromen, verlangens en angsten. Veelal doelgericht en efficiënt bezig, maar net zo makkelijk ook tegengesteld. Hoe vaak we ook met structuren, systemen en techniek in onze organisaties bezig zijn, het zijn toch de mensen die de organisatie maken of breken.

Dit vraagt van leidinggevenden in een organisatie of bij veranderingsprocessen niet alleen het nodige aan mensenkennis, maar vooral inzicht in de eigen (on)mogelijkheden, nukken en grilligheden.

Inleiding training

Het doel van de training is om door middel van voorbeelden en modellen een bredere basis van praktische vaardigheden over te brengen, die kunnen helpen bij het leidinggeven en sturen aan integrale organisatieprocessen. Vaardigheden die nodig zijn om goed functionerende organisaties te ontwikkelen. De training geeft in een kort bestek een zo’n breed mogelijk beeld van de kennis en vaardigheden die nodig zijn bij het leidinggeven. En geeft de gelegenheid om vanuit een brede perspectief zelf aan een verdere verdieping te werken. Het kan dan ook als basis dienen voor (verdere) training en studie.

Leiding geven is vooral willen leren en het geleerde willen gebruiken en overbrengen. Belangrijk is dan om vooraf voor je zelf vast te stellen wat de leerdoelen zijn en of deze leerdoelen aan het eind van je training ook zijn gehaald. In een leerproces zijn mensen zich in het algemeen:

  • niet bewust van het ontbreken van kennis (onbewust onbekwaam)
  • ontberen de kennis en willen zich dit eigen maken (bewust onbekwaam)
  • bezitten de kennis, maar de routine ontbreekt (bewust bekwaam)
  • maken geroutineerd gebruik van hun kennis (onbewust bekwaam)

Houdt hier rekening mee bij het ontwikkelen van eigen kennis en het overdragen van kennis aan anderen.

Uit literatuur[1] blijkt dat de effectiviteit van trainingen worden bepaald op vier niveaus:

  1. het reactieniveau (hoe is de training ervaren, was het afwisselend, geanimeerd?);
  2. het leerniveau (is er wat geleerd, hebben deelnemers er wat van opgestoken?);
  3. het gedragsniveau (wordt het individuele werk beter uitgevoerd dan voorheen, gedraagt de deelnemer zich anders, laat hij of zij de gewenste competenties meer zien
  4. het organisatieniveau (de organisatie of delen daarvan functioneren beter door de invloed van de deelnemers).

Effectieve leerprogramma’s laten een verandering zien op gedrags- en organisatieniveau

 Kort samengevat komen de onderstaande onderwerpen in de training aan de orde:

  • Onze rollen als leidinggevende in de organisatie
    • Leidinggeven is faciliteren
    • Leidinggeven is sturen, meten en bijsturen
    • Leidinggeven is meevoelen en meedenken
    • Leidinggeven is grenzen stellen en consequent zijn.
  • Leidinggeven is accepteren dat
    • Dingen anders gaan dan dat we willen
    • Inspelen op veranderingen
    • Accepteren dat 80 % goed gaat en 20 % fout
  • Het besturingsmodel in de vorm van
    • Sturen; tactisch voordenken 
    • Uitvoeren; denken is doen
    • Meten; strategisch nadenken
    • Visie; evaluerend doordenken
  • Communicatie
    • De zender is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de boodschap
    • De zender is verantwoordelijk voor de juiste afstemming
    • De zender past zich aan naar de ontvanger
  • In een leerproces zijn mensen
    • Zich niet bewust van het ontbreken van kennis (onbewust onbekwaam)
    • Ontberen de kennis en willen zich dit eigen maken (bewust onbekwaam)
    • Bezitten de kennis, maar de routine ontbreekt (bewust bekwaam)
    • Maken geroutineerd gebruik van hun kennis (onbewust bekwaam)
  • Houdt hier dus rekening mee.
  • Waarom vinden mensen werken leuk?
    • 40 % van de elementen in de functie vinden we leuk
    • 40 % van de elementen in de functie zijn nuttig
    • 20 % van de elementen in de functie zijn noodzakelijk

Zorg dus voor de juiste mix in het werk

  • Opstellen van duidelijke en heldere regels
    • Maak je normen en waarden duidelijk
    • Geef inzicht in de te hanteren spelregels
    • Stem ook onderling je normen en waarden af
  • Wees een volwaardige gesprekspartner
    • Voor je medewerkers
    • Voor je leidinggevenden
    • Eis je plaats op in de organisatie
  • Waar gaat het om bij leidinggeven
    • Denk nog eens aan de rollen die je hebt
    • Sta open voor signalen
    • Maar geef ook signalen af
    • Probeer situationeel leiding te geven
  • Het nut van administratie en informatie
    • Is de basis voor een goede bedrijfsvoering
    • Verschaft de informatie voor sturing en bijsturing
    • Geeft de mogelijkheid tot controle
    • Draagt bij tot een goede beleidsvorming en invovatie
  • De belangrijkste middelen in een organisatie zijn:
    • Mensen, zij zijn ons duurste productiemiddel
    • Financiën, is ons belangrijkste sturingsmiddel
    • Kennis, is de basis van een organisatie
    • Tijd, moet je kunnen beheren en beheersen

    Dus ga hier zuinig mee om, beheer ze als een goed huisvader.

Ter afsluiting is het zinvol om de leerstof in de training en de  leerdoelen, in de toekomst regelmatig eens opnieuw ter hand te nemen en te evalueren. Dit draagt bij tot een verdere ontwikkeling van het geleerde en geeft tevens de mogelijkheid om de leerstof weer eens door te nemen en je kennis hierover op te frissen.

 [1] Evaluating Training Programs, Kirkpatrick, 1975

 

De Management rollen.

Een Leidinggevende is een persoon die het handelen van andere mensen in een organisatie op gang brengt en stuurt. Hij geeft richting aan kennis, middelen en menselijke prestaties om de gestelde doelen van de organisatie te bereiken. Hij neemt als leidinggevende functionaris beslissingen over wat er gedaan moet worden, hoe iets gedaan moet worden en wie iets moet doen. Hij moet daarbij uit een natuurlijke managementhouding steeds bereid zijn tot uitleg waarom iets gedaan moet worden.

De leidinggevende vervult zijn taak vanuit verschillende rollen die hij heeft:

Zo treedt hij op als strateeg en planner, soms is hij een organisatiebouwer, tevens is hij dagelijks leider en stuurman. Hij moet proberen zijn (deel van de) organisatie te leiden in een omgeving die steeds verandert en met mensen en situaties die aan veranderingen onderhevig zijn.